De Belgiëfactor in het Fyra dossier

Je werkt aan een internationale treinverbinding, maar bent niet in staat afspraken te maken met de directe buur, België. Dit onvermogen van het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft Rob Goverde van de TU Delft het meest verbaasd. Hij was lid van de klankbordgroep van de parlementaire enquêtecommissie en zodoende nauw betrokken bij het onderzoek.

 

‘Het was onze rol om het werk van de parlementaire enquêtecommissie van kritisch commentaar te voorzien’, zegt dr. Rob Goverde, universitair hoofddocent Railverkeer bij de afdeling Transport en Planning van de TU Delft. Enkele uren daarvoor heeft voorzitter Madeleine van Toorenburg het eindrapport van de commissie gepresenteerd. ‘We hebben vooral toegezien dat de commissie het falen van de Fyra in de breedte bleef zien, dus meer dan alleen vanuit de rol die de NS speelde.’ Goverde kreeg daarmee inzage in de rapportages van de parlementaire enquête.

Wat me het meest heeft verbaasd is de wijze waarop de overheid is omgesprongen met de spoorautoriteiten in België. De HSL was vooral bedoeld als een snelle internationale verbinding, maar er waren geen sluitende afspraken met de directe buur…dat is vragen om moeilijkheden.’

Die moeilijkheden kwamen er ook. Omdat het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat er met de Belgische autoriteiten niet uit kwam, moest de NS de onderhandelingen maar voor zijn rekening nemen.

ONMOGELIJKE OPDRACHT

‘De NS kwam voor een onmogelijke opdracht te staan. Aan de ene kant moesten er treinen gaan rijden niet alleen van Amsterdam naar Brussel, maar ook van Den Haag en Breda naar Brussel. Maar de Belgische spoormaatschappij NMBS vond het al heel erg ingewikkeld om de extra HSL-treinen uit Amsterdam in het druk bereden spoor tussen Antwerpen en Brussel te passen, laat staan ook nog eens die twee extra verbindingen. Die laatste twee zijn er in de uiteindelijke plannen ook niet gekomen.’

De discussie over welke treinen nu wel of niet konden rijden hebben ook invloed gehad op het aantal benodigde treinstellen. ‘Toen de aanbesteding daarvoor van start ging dachten de spoorbedrijven nog aan 16 tot 26 stuks, de discussie over de treintrajecten was toen nog niet beslecht. Op een gegeven moment werd het aantal zelfs naar beneden bijgesteld tot 12. Uiteindelijk werden het 19 treinstellen.’

 Lees meer: https://www.deingenieur.nl/artikel/de-belgiefactor-in-het-fyradossier